Door op 26 augustus 2013

Paleizen en multifunctionele accommodaties

We zitten in de lokale politiek en houden ons bezig met de problematiek van centrumvoorzieningen in de dorpen, ter versterking van het sociale leven. Helaas gaan de gemeentelijke beleidsnota’s nooit over de inhoud, maar altijd over wat de gemeente niet, niet meer of waarschijnlijk niet meer zal doen.

Dat zijn geen inspirerende onderwerpen, vooral bedoeld om het ad hoc beleid ruimte te geven.

“Waarom moet je nog eens naar Kreta?” vroeg mijn partijgenoot. Ik zei dat de oude Minoïsche cultuur leerzaam en actueel was. Maar hij begon door te vragen: “geef eens een voorbeeld?” Ik hield vol, want ik had mijn reis al geboekt. Maar overtuigend klonk ik vast niet.
“Kun je iets leren van Kretenzers van 2000 jaar voor Christus, voor de centra in de dorpen van 2000 jaar na Christus?’, schamperde hij.
Nu heb ik een dwarse kop, dus dat type vraag inspireert mij wel.

Het paleis van Festos ligt op een heuvel

Het paleis van Festos ligt op een heuvel

De eerste reisdag op Kreta wilde ik graag naar Festos, de opgraving van een paleis aldaar bekijken. Mijn vrouw vroeg geen toelichting en vond het goed. De rit was lang. Het was heet. De plek was niet goed aangegeven, dus we moesten nog zoeken. Een flesje water is dan weinig.

We strompelden over de stenen, verrukt over de ligging van het paleis, op een heuvel in een licht glooiend gebied. Geleidelijk vormde zich een beeld van de functie, die het gebouw heeft vervuld. Het was het huis van de koning, zeker. Naast die bestuurlijke functie kon er ook aan de goden worden geofferd, was er ruimte voor (religieuze) rituelen en feesten en processies. Er was ook iets als een theater, de culturele functie: het nieuwste stuk van de dichter werd voor de koning opgevoerd.

Pithoi

Pithoi

Onderin het gebouw treffen we manshoge “pithoi”, grote voorraadvaten. En waarvoor dienden de “kolouroi” precies? Over deze ronde putachtige silo-constructies zijn de archeologen onzeker: ook opslag van agrarische producten?

Terwijl we vermoeid het enige schaduwplekje opzoeken, tel ik nog eens op: bestuurscentrum en huis des konings, religieus centrum, culturele en theaterfunctie, maar ook economisch centrum, opslagplaats en markt. Zouden we vandaag zo’n gebouw niet een multifunctionele accommodatie noemen? Ooit bouwde architect Van Klingeren zo’n soort gebouw in Dronten en noemde het “Agora”. Bevangen door de hitte drinken we onze laatste slokken water. De cycladen maken een oorverdovend lawaai.Afbeelding Mio concert 229

En ineens begint de projector in mijn hoofd en ben ik 4000 jaar terug in de tijd. Ik zie kromme boeren, met hun ezeltjes tegen de helling oplopen, om hun productie naar het paleis te brengen. Ik zie de bezoekers voor de koning wachten op hun beurt. Ik zie een tegenspartelend offerdier. Ik zie het publiek plaatsnemen in het theater. Ik zie de kooplieden scheppen uit de pithoi en onderhandelen met hun klanten. Het gebeurt allemaal, in samenhang en tegelijkertijd.

“Is er iets?”, vroeg mijn vrouw. Een reis door de tijd van 4 millennia, zei ik, maar dat moest ik uitleggen. “Je moet wat drinken”, zei ze zorgzaam. We zochten de uitspanning op en bestelden een groot glas. Ik vertelde wat mijn inwendige projector had vertoond. “Maar wat is daar verder spannend aan?”wilde ze weten.

Ik vertelde over onze politieke discussie over de centra. Wij sluiten onze kerkgebouwen door onvoldoende interesse en de onttovering van de wereld. Wij voeren discussie over de kosten en de noodzaak van bestuursgebouwen, want we kunnen wel zonder. Wij doen niet meer aan (lokale) cultuur, want dat wordt te duur. Wij sluiten de winkels, want het “economisch draagvlak” wordt te klein. Wij hebben steeds minder lokale economie, want onze economische voortbrenging wordt steeds grootschaliger.

“Waarom vind je het een inspirerend voorbeeld? Alles is toch anders geworden?” vroeg mijn vrouw. Dat is natuurlijk zo. Maar de vraag is of er iets mis is aan de basisprincipes van het Minoïsch paleis en waarom.

Zijn mensen minder religieus geworden? Misschien wel, maar of dat betekent dat kerken moeten worden afgebroken? Is de economie grootschaliger georganiseerd dan vroeger? Dat is zeker het geval, maar betekent het ook dat er geen lokaal marktproces meer kan bestaan? Vroeger en nu moeten voorraden worden bewaard, opgeslagen, aan klanten verkocht. Om welke reden is dat uit ons sociale midden weggeorganiseerd? Wie zegt dat ik beter naar de “mall van Ressen” kan met de auto?

En de cultuur? Wij hebben ons best gedaan om lokaal weer een klein theater te hebben, dat een samenbindende culturele functie vervult. Maar het gekke is dat ook dat niet meer vanzelfsprekend tot stand komt. Terwijl de KIK prima draait en in een behoefte voorziet.

En bestuursgebouwen zijn ook in discrediet. Er zijn gemeenten zonder gemeentehuis: bij een uitgebeende visie op de lokale samenleving past dat misschien. Maar je kunt in een gemeentehuis toch ook een soort uitdrukking zien van de lokaal beleefde sociale waarden? “Maar maken jullie dan ook een theater in het HdG”, vroeg mijn vrouw. En een verbinding met de paardenmarkt? Ik bekende dat het niet zo was, maar dat het misschien wel een prima idee zou zijn.

De paleizen van Kreta zijn bezweken aan overvallen en aardbevingen. Maar net als toen zoeken we ook nu naar een balans tussen de oermenselijke behoeften en de vorm waarin we met elkaar samenleven: door religieuze, politieke, culturele en economische functies vorm te geven in onze sociale omgeving. Daar slagen we niet zo goed in: de diensten in de dorpen verdwijnen, de kerken sluiten, winkels gaan dicht, kantoorruimte is er te veel, dorpen lopen leeg.

“Zullen we morgen naar Knossos gaan kijken? Ze vond het goed.