Bemoeien of niet?
In een korte bespiegeling over de affaire Rijksweg Zuid, toont Tom van Doormaal zich kritisch over de keuze van formele non-interventie van de gemeente.
De gemeente Overbetuwe heeft een affaire “Kafka in de polder”. Reeds meer dan een decennium bestrijden twee buren aan de Rijksweg Zuid elkaar, met als inzet een kleine kwestie uit de ruimtelijke ordening. De aantallen procedures en uitspraken zijn ontelbaar.
Het College van B en W viel recent op met een stellingname in deze zaak: ‘we bemoeien ons er niet meer mee’. Dat is opmerkelijk. De gemeente had een behoorlijk actieve rol in het conflict. Zwakke vergunningverlening en handhaving hebben de wanverhoudingen tussen de buren bevorderd, zo niet zelfs veroorzaakt. Kun je dan, nu ineens beweren dat die rol misplaatst en overijverige was?
Het gaat mij hierbij niet om de feiten, maar alleen om de gemeentelijke rolopvatting. Al jaren geleden werd in onze fractie verteld over de kwestie:’maar niet mee bemoeien, want de rechter buigt zich er over.’ Dat doet de rechter nu dus nog! Kennelijk ook onvoldoende toegerust, om bepaalde problemen uit de wereld te helpen. Maar kan het openbaar bestuur dat dan wel?
De gemeente moet van alles, krachtens de wet; daar hebben we “wet-houders” voor. Die taken moet de gemeente doen. Maar het openbaar bestuur heeft meer taken dat het vervullen van wettelijke en formele verplichtingen. Het moet ook zorgen voor wellevende verhoudingen in een fatsoenlijke samenleving. “Fatsoenlijk” niet in de zin van burgermans-fatsoen, maar in de zin van “decency”, een samenleving waarin mensen niet systematisch vernederd worden door de instituties.
Dat is nogal wat: geen systematische vernedering. Het betekent o.a. dat je redelijke termijnen moet hanteren als overheid, geen onbegrijpelijke brieven moet schrijven, je voorspelbaar moet gedragen. Doen wij dat? In de affaire Rijksweg Zuid ga ik daar in toenemende mate aan twijfelen. Zeker, partijen hebben zelf ook geen uitweg gevonden uit het conflict, maar er is ook ruimte voor de stelling dat er onvoldoende fatsoenlijk is gehandeld.
Er zijn meer van dit soort zaken: ik heb me druk gemaakt over de procesgang in Lingezegen, toen iemand verklaarde dat haar levensgeluk werd verziekt. Rond de procedures, in ellenlange verwerving van gronden, in onbegrijpelijke verwikkelingen, werden nogal wat vernederingen opgespoord en door interventies verkleind. Dat is voor ons van belang: wij willen een openbaar bestuur dat niet systematisch vernedert. Als semi-openbaar bestuur (DLG, Waterschap, Openbaar Lichaam) samen optreden, wordt het voor de burger onvolgbaar en onbegrijpelijk.
Wat moet het openbaar bestuur meer doen dan hetgeen formeel verplicht is?
– Het moet besturen en niet alles wat te moeilijk lijkt delegeren aan de rechter. Die kan ook niet alles.
– Het moet, zoals onze partijgenoot Han Lammers ooit zei, “een einde maken aan het gelul”.
Het is een beetje platte formule, maar ik vind dat er veel waars in schuilt. Deze gemeente zou de moed en de handigheid moeten cultiveren om conflicten in de samenleving op te lossen. Dat is beter bestuur dan je nergens mee bemoeien.