Door op 10 januari 2014

Decentralisaties 2

Vooraf

Op 9 december schreef ik hier een bezorgd verhaal  over de decentralisaties. Dat wordt een grote uitbreiding van sociale taken voor de gemeente. De verhouding tussen zorgvragers en zorgaanbieders zal veranderen en het risico bestaat dat onze zorgvragers aan het kortste eind gaan trekken.

Ik weet dat het moeilijk is, met een slecht voorbereid en improviserend Rijk, maar juist daarom is een beetje sturing en een paar richtinggevende gedachten bij de gemeente van zo groot belang. Sommigen vonden die kritiek te oppositioneel klinken. Maar ik probeer slechts na te denken.

De gemeente laat externe adviseurs langs komen, de stapel rapporten neemt toe. Mijn kernvraag luidt al enige tijd : als de gemeente in 2015 volledig verantwoordelijk is voor het sociaal domein, hoe kunnen we dan die verantwoordelijkheid dan aan en hoe beheersen we het budget? Moeizaam…

Ronde Tafel Gesprek

….En dan is het ineens leuk. Er is een ronde tafel gesprek georganiseerd over de subsidietechniek en de kaderstelling. Daarvoor ligt weer het nodige papier ter tafel. In de voorrondes spreken we over de beleidsnota’s. Om de verwarring te beperken hebben we gekozen voor een vaste bezetting aan die tafel.  Ik zit aan voor de PvdA.

Maar bij ronde tafel gesprekken kan de gemeenteraad een externe of enkele buitenstaanders  vragen aan te schuiven, om de raadsleden bij te praten of juist te ontregelen. Dat gebeurde op 7 januari. Politiek gekissebis bleef uit, iedereen deed zijn best vat te krijgen op een grote verandering in het openbaar bestuur. Dat ging ineens aardig.

Enkele deskundigen (Prof. H. Nies, W. Muilenberg) hielden ons een aantal dingen voor:

–          We doen wat krampachtig over gelijkheid, maar verschillen mogen in verschillende gemeenten:  (Nies) Amsterdam is een andere gemeente dan Overbetuwe, dat is een acceptabel feit en dat verschil is manifest in het verkeer, de mentaliteit en ook in de omgang.

–          We zouden nog betere relaties moeten leggen tussen de gezondheidszorg, de preventie van ziekte en het verlenen van zorg. (Nies)Mogelijkheden via internet en ICT nemen nog steeds toe in dit verband; de gemeente heeft daarvoor nog te weinig oog.

–          Veel zorg loopt via verzekeraars en zorgkantoren: daar zal dus een nieuwe relatie mee moeten worden ontwikkeld. (Nies) Hoe dat zal gebeuren is nog niet helder.

–          We zitten in de ontwikkeling van een open samenleving. (Muilenberg) Mies Bouwman wilde gehandicapten nog huisvesten in een apart dorp, nu vinden we die ‘apartheid’ ouderwets en regelen we het leven van zorgvragende mensen temidden van ons.

–          We zeggen wel dat we anders werken, maar echt samenwerken doen we niet als aanbieders.  (Muilenberg) Dat is een luxe, die ongepast is. De gemeente zou meer regie kunnen voeren, de aanbieders van de zorg moeten afrekenen op resultaten.

–          De gemeente zou minder voorzichtig met de grote aanbieders van zorg moeten omgaan en een stuk proactiever kunnen werken.  (Muilenberg)

Organisatie in dorpen en kernen?

Dat vond ik een provocerend en verwarrend pleidooi, maar ik word daar vaak geinspireerd van. Ik vroeg: dat is een boeiend betoog, maar ik mis een beetje richting. Bedoelt U te zeggen dat de zorg in plaats van grootschalig, in grote aanbiedende instellingen, kleinschalig en in dorpen en wijken zou kunnen worden georganiseerd?

Misschien legde ik daarmee de vraag te veel terug bij de provocerende spreker. Maar toen die de gedachte uitsprak dat van zijn omzet 25% te besparen zou zijn, raakte ik echt ontregeld. Ik vroeg: doorgaans zijn grote zorgaanbieders zeer in de weer met hun eigen voortbestaan en als de politiek iets wil veranderen, wordt al gauw gedreigd met gevolgen voor de werkgelegenheid. U lijkt nu mijn heldere wereldbeeld aan mootjes te hakken. Klopt dat niet? Het antwoord was niet eenduidig, dus ik ga op de koffie voor nader onderzoek.

Kernvraag: hoe kunnen we meer op resultaat sturen, minder op productie? Hoe kunnen we zorgen dat de zorg beter past bij de leverende instelling en beter past bij de vragende klant?

Helder voor burgers?

Natuurlijk deden de raadsleden vlijtig mee aan deze verwarrende discussie, die vooral inspirerend was. De conclusie was misschien vooral dat de verandering bij de gemeente en instellingen wel moeizaam verloopt en veel aandacht vraagt, maar nog wel zal lukken.  Echt lastig zal zijn de zorgvragers, onze burgers te verhelderen wat er verandert en wat dat voor hen betekent.

Het marktmodel zit zo diep dat iedereen praat over vraag en aanbod: je hebt aanbod van zorg, je hebt burgers, cliënten, die zorg vragen. Ik heb daar een beetje moeite mee: als je in die begrippen denkt, mis je de sociale dimensie. Op onze brillenglazen staan vraag en aanbodcurven geëtst en wij zien op de snijpunten prijzen ontstaan. Maar de wereld is groter en ingewikkelder dan vraag en aanbod. Voor mij riep het de vraag op hoe we de communicatie over de zorgrelaties en andere relaties tussen burgers kunnen bevorderen.

Het is geen nieuwe vraag. In de jaren zeventig moest ik samenlevingsopbouw doen, in de hoogbouw van Amsterdam, waar de huishoudens ieder in hun eigen betondoosje zaten. Hoe kan ik mensen bereiken vroeg ik me af?  Een vriend wist het: via het antennesysteem maken we een lokale omroep. En dat deden we. Het hielp wel. Nu hebben we met ICT en internet prachtige nieuwe mogelijkheden om een virtuele samenleving op te bouwen, die de sociale contacten tussen mensen kan  kan versterken en steunen.  Kun je met electronica een herbergzame mensenwereld maken?   De externen bepleitten in elk geval onderzoek daarnaar en het geloof daarin.

Gemeente en werkelijkheid

Nog niet gesproken is over de organisatie van de gemeente. Daarover gaan werk en discussie verder. In de schetsen zien we allerlei instanties en plekken, waar beslist wordt over de voorzieningen, waarover met een vrager discussie plaats zal vinden. Soms is dat aan de “keukentafel”, maar soms beslist een rechter (jeugdzorg) of een huisarts, of een wijkteam. Al die beslissingen worden ook nu genomen.  Dat moet goed kunnen komen.

Maar de werkelijkheid is dat die beslissingen geld kosten, ten laste komen van een eindig budget. Het betekent dat we met elkaar moeten afspreken wie wat beslist, hoe we die beslissingen volgen en hoe we de financiële gevolgen netjes bij elkaar optellen. Dat is nog niet helder.

Dat ontwerpwerk aan de nieuwe organisatie loopt ook. De ambtelijke staf beloofde een planning van dat werk te maken, zodat de raad daarover wat geruster kan zijn. Als er een planning is die wordt nageleefd, geeft dat vertrouwen. Het jaar is begonnen en het duurt maar kort tot 2015, dus er is nog veel te doen.