Door op 24 maart 2014

De Kaasstolp en het dorp

Wat te doen na de nederlaag?

De PvdA studeert wel vaker op een nederlaag: de “Kaasstolp aan diggelen”, heette een rapport van een jaar of tien geleden. Het is een beeld over het Binnenhof, een op zich staand wereldje, secuur afgescheiden van zijn omgeving.

Heeft het bestuur van Overbetuwe dat probleem ook? Frank van Rooijen zei desgevraagd dat Elst Centraal een goed plan was, maar dat het niet goed was uitgelegd. Dat had hij misschien niet moeten doen, want op avonden waarop de kiezers  oordelen, reageer je zelden adequaat.

Overbetuwe is zowel dorp als stad geworden, een mengsel van oud plattelandsdenken en moderne stedelijke import. Met bastaarden is niks mis, maar we hebben de politieke vertaling van dorps sentiment en verstedelijkt denken niet goed gemaakt. Dat breekt ons bij de modernisering van het stationsgebied in Elst op. Dat zei ik tegen Joop van Hulst.

Waren het verkiezingen eigenlijk? Niet echt: ik heb gewaarschuwd dat algemene verkiezingen geen referendum zijn, maar dat  hielp niet. De winnaars waren tegen HdG, de verliezers waren voor HdG. Dat de draaiende partijen (D66, GBO) tegen de  landelijke trend in niet beloond zijn, maar enige averij opliepen, mogen zij zelf overdenken. Ik denk dat kiezers een hekel hebben aan onverbloemde onbetrouwbaarheid.

De vraag is wat we gaan doen als PvdA en hoe?  Daarvoor is toch nog een slagje nadenken nodig. Anders maken we dezelfde fouten ook de komende periode. Daarna kunnen we kijken waar de kans ligt voor een betere toekomst.

Wat is democratie?

“Het lijkt niet dat het kiesrecht een effectief instrument voor burgerparticipatie is in het machtsspel rond de beleidsvoering. Veel burgers stemmen niet. En van degenen die het wel doen, weten de meesten weinig – en veel van wat zij weten is onjuist –  over de specifieke beleidsmaatregelen waarvoor de concurrerende kandidaten staan.”  Het is een formule van Charles Lindblom, een grootheid in de politieke wetenschap, die te denken geeft.

Wij kiezen een volksvertegenwoordiging, omdat het niet te doen is met iedereen te overleggen. Dat kost te veel tijd en geld. Dus kiezen we mensen, die voor ons beslissen. Dat kiezen gebeurt in het vertrouwen  en met de bedoeling dat ze ongeveer doen wat wij willen.

Sommige beslissingen gaan echter ook over nieuwe problemen. Dan moeten politieke partijen die problemen met ons bespreken en richtingen voor oplossingen aangeven en onderzoeken waarvoor meerderheden zijn. Dit kun je collectieve wilsvorming noemen.

Dat zijn de twee steunpunten, waarop een partij functioneert: vertrouwen en een gezonde collectieve wilsvorming. Voor vertrouwen is inzicht nodig in wat er leeft, voor collectieve wilsvorming heb je eerlijke, complete informatie en goed geinformeerde burgers nodig.

De uitslag in Overbetuwe was sterker en tegengesteld aan de landelijke trend. Dat zegt mij twee dingen:

  1. Het referendum karakter van de verkiezingen kan moeilijk worden ontkend.
  2. De algemene ontwikkeling speelde wel een rol, maar minder sterk dan elders.

Maar wat betekenen die conclusies voor de lokale politiek? Hoe speelt de afstand tussen kiezer en gekozene? Bestaat die afstand eigenlijk, hebben we er invloed op?

Politieke sturing en coalities

De gemeente heeft een gemeenteraad en een ambtelijke organisatie. De gemeenteraad zorgt voor de politieke sturing, dat wil zeggen bepaalt de richting; de ambtelijke organisatie regelt  de uitvoering van het beleid.

In onze verhoudingen is nooit één partij de baas: altijd is een combinatie nodig met een verwante partij. Dat komt door ons kiesstelsel, dat open is en tot evenredige vertegenwoordiging  leidt. Dat leidt er toe dat er veel partijen zijn die concurreren om de macht.  Dat mag worden bekritiseerd, maar bedenk dan wel even wat een districtenstelsel kan betekenen, als je tot de 49% van de weggegooide stemmen kunt behoren.

Door compromissen wordt de politieke leiding wel eens wat vaag, “ze beloven maar komen nooit beloften na”.  Dat vond Diederik Samsom ook, dus hij vertelde “het eerlijke verhaal”. Maar dat is nu wat lastig, nu we verantwoordelijk zijn voor nogal rechts beleid, dat ons vervreemt van onze achterban. Mogelijk zit hier een boeiende vergelijking tussen de afrekeing met Frank van Rooijen; hij deed mee aan de laatste vier colleges, meer in een bestuurlijke, minder in een uitgesproken politieke rol. Die bestuurlijke inbreng was niet zo waarneembaar en wordt door de kiezer niet zo gewaardeerd.

Verandering

Wat is er in die laatste 16 jaar veranderd? Kunnen we het daarover eens worden? Ik probeer maar eens aan te geven welke dingen ik zie gebeuren.

De ideologische strijd op de wereld eindigde met de ineenstorting van de communistische regimes. Het bracht ons tot het besef dat de lokaal-politieke tegenstellingen wat minder volgens de landelijke patronen liepen en konden worden gerelativeerd.(Dat Poetin nu met een soort restauratie bezig lijkt, is nieuw, maar voorlopig terzijde.)

Een tweede aspect van de verandering is de informatierevolutie: burgers kunnen door de ICT hulpmiddelen bij alle denkbare informatie, waardoor zij sterk zijn geemancipeerd. De betekenis daarvan is dat instituties en intermediaire kaders in betekenis zijn afgenomen. (ziekenfondsen, woningcorporaties, vakbonden, onderwijsinstellingen) Buiten onze grens was het effect sterk: de Arabische Lente…

Een derde aspect zou ik mediatisering willen noemen: samenhangend met de ICT-invloed is de schaarste aan uitzendfrekwenties verdwenen (kabeltelevisie, lokale omroepen, glasvezel) met een overmatige media-interesse voor de politiek als gevolg. Om die invloed te ontwijken, werd voor de formatie al eens uitgeweken naar Beetsterzwaag en hanteert de minister-president het begrip radiostilte, als hij geen aandacht kan gebruiken.

Het zijn deze bewegingen/aspecten van verandering, die een neo-liberaal gedachtengoed hebben gevoed en mogelijk zelfs gevestigd: het idee dat de markt alles oplost voor de burger, ‘omdat er geen alternatief is’. Ik geloof daar niets van, maar een nieuwe visie moet wel worden ontwikkeld.

Gevolgen

Deze veranderingen zorgen dat de landelijke partijen achteruit gaan, behalve als je een sterke lokale verankering hebt, zoals het CDA bij ons in Overbetuwe.

In het landelijke beleid zien we een grote afstand groeien tot de instituties: de woningcorporaties zitten echt in het verdomhoekje, de aanbieders in de zorg worden geacht de bezuinigingen te absorberen die de regering bij de zorg wil laten neerdalen.

De oude samenleving wordt ingrijpend veranderd door de mogelijkheden van de informatie-samenleving. Komt die participatie-samenleving nu automatisch tot stand?

In mijn ogen is er nog weinig over nagedacht. Ik zie pleidooien voor een lokaal woonbeleid ineens groeien, omdat de verzorgingsstaat van de laatste 50 jaar te duur voor ons is geworden en mensen op zichzelf worden teruggeworpen. Zij zijn individu, vrager op een markt, geworden.

Met de zorg die wordt gedecentraliseerd is het niet anders. We hebben sociale wijkteams bedacht, maar in het licht van de organisatievraag die ons overspoelt, is dat toch echt te weinig. Hoe gaan we vraag en aanbod in de zorg in verbinding met de sociale structuur in wijken en kernen vorm geven?

Om die vragen gaat het.  Dan komt ook de rol van de lokale politiek opnieuw in beeld.

 

Het is nodig dat ik hierover nog een derde aflevering maak. Die zal spoedig volgen. Let op deze kolommen en lees en discussieer mee. Ik probeer profeet te zijn, maar wil vooral een serieus debat over de vraag waar wij staan. En een antwoord te vinden op de vraag hoe wij van Overbetuwe een voorbeeld gemeente kunnen maken.